|
Ga naar
Zelfstandige naamwoorden,
Werkwoorden,
Bijvoeglijke naamwoorden,
Ontkennende vorm,
Tweede naamval,
De tijd,
Oefeningen
Les 4
Vocabulaire
Zelfstandige naamwoorden
Werkwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden
Ontkennende vorm
De ontkennende vorm is erg makkelijk in het Zweeds. U voegt simpelweg het
woord inte toe (=niet). Waar plaatst u het in de zin? Dat hangt af van
waar u de nadruk op wilt leggen, maar de volgende regels is vrij algemeen, en
voldoet in de meeste gevallen.
-
Bij de gewone woordvolgore (onderwerp + werkwoord), wordt inte na het de
verbogen werkwoordsvorm toegevoegd.
Jag äter - Jag äter inte
Jag skulle vilja äta här - Jag skulle inte vilja äta
här
-
Bij omgekeerde (geïnverteerde) woordvolgorde (werkwoord + onderwerp), bijv.
in vragen, wordt inte na het onderwerp geplaatst. U kunt het ook vóór
het onderwerp invoegen, als u er de nadruk op wilt leggen, dat inte naar dat
onderwerp verwijst.
Gör du det? - Gör du inte det? - Gör inte
du det? (om te benadrukken dat jij het niet doet)
Skulle du vilja äta här? - Skulle du inte vilja äta
här? - Skulle inte du vilja äta här?
Tweede naamval - Bezittelijke voornaamwoorden
De tweede naamval wordt in het Zweeds op een eenvoudige manier gevormd.
Voeg gewoon -s toe aan het zelfstandige naamwoord.
Als het woord al op -s of -z eindigt, wordt er geen -s toegevoegd.
In het Nederlands wordt de tweede naamval alleen bij eigennamen gebruikt, anders wordt
een constructie met "van" gebruikt. In het Zweeds wordt de tweede naamval ook voor
dieren en voorwerpen gebruikt.
Eriks bok - Eriks boek/Het boek van Erik
Anders bok - Anders boek/Het boek van Anders
Bilens färg - De kleur van de auto
Pojkarnas vänner - De vrienden van de jongens
De bezittelijke voornaamwoorden hebben, zoals in het Nederlands, Frans en Duits,
verschillende vormen, afhankelijk van het aantal en geslacht van het zelfstandige
naamwoord.
|
enkelv. niet-onz. |
enkelv. onz. |
meervoud |
Jag |
Min [min] |
Mitt [mit] |
Mina [*mi:na] |
Du |
Din [din] |
Ditt [dit] |
Dina [*di:na] |
Han |
Hans [hans]
Sin [sin] |
Hans [hans]
Sitt [sit] |
Hans [hans]
Sina [*si:na] |
Hon |
Hennes [*henes]
Sin [sin] |
Hennes [*henes]
Sitt [sit] |
Hennes [*henes]
Sina [*si:na] |
Den |
Dess [des]
Sin [sin] |
Dess [des]
Sitt [sit] |
Dess [des]
Sina [*si:na] |
Det |
Dess [des]
Sin [sin] |
Dess [des]
Sitt [sit] |
Dess [des]
Sina [*si:na] |
Vi |
Vår [vå:r] |
Vårt [vå:t] |
Våra [*vå:ra] |
Ni |
Er [e:r] |
Ert [e:t] |
Era [*e:ra] |
De |
Deras [*de:ras]
Sin [sin] |
Deras [*de:ras]
Sitt [sit] |
Deras [*de:ras]
Sina [*si:na] |
-
De vormen sin, sitt en sina worden gebruikt als het zelfstandige
naamwoord direct terug verwijst naar het onderwerp van dezelfde zin. Ze kunnen
nooit zelf als onderwerp gebruikt worden.
Carl och hans pappa bor i Sverige.
- Carl en zijn vader wonen in Zweden
Carl bor i Sverige med sin Pappa.
- Carl woont in Zweden met zijn vader.
Lisa, Anne och deras pappor bor i Sverige.
- Lisa, Anne en hun vaders wonen in Zwedeen
Lisa och Anne bor i Sverige med sina pappor. - Lisa
en Anne wonen in Zweden met hun vaders.
-
Let op: de vorm van mij of van jou wordt in het Zweeds altijd met
min/mitt/mina, resp. din/ditt/dina weergegeven, ook als hier geen
zelfstandig naamwoord direct voor staat.
Det här är min bok - Boken är min = Dit is mijn boek -
Het boek is van mij
Är det där vårt hus? - Ja, det är vårt
= Is dat ons huis? - Ja, het is van ons.
Det här är dina saker - Dessa saker är dina
= Dit zijn jouw dingen - Deze dingen zijn van jou
Lijdende vorm
In de zin De man ziet de bal is niet te zien of het
de man of de bal is die ziet, alleen door naar de vorm van de
zelfstandige naamwoorden te kijken. Echter, door de woordvolgorde is het direct duidelijk,
dat het de man is die de bal ziet en dat de bal gezien wordt.
De man is het onderwerp en de bal is het lijdend voorwerp. In sommige
talen, zoals het Duits, is er een aparte vorm voor het lijdend voorwerp - de vierde
naamval. Bijvoorbeeld: Der Mann sieht den Ball - Der Ball sieht den Mann.
In zowel het Nederlands als het Zweeds wordt alleen bij persoonlijke voornaamwoorden
zichtbaar onderscheid gemaakt tussen de bedrijvende vorm (onderwerp) en de lijdende vorm
(lijdend voorwerp). Als ik zou zeggen Haar zie ik, zou duidelijk zijn wat ik
bedoel, ook al zou je normaliter Ik zie haar zeggen. De Zweedse persoonlijke
voornaamwoorden in de bedrijvende en lijdende vorm zijn:
Onderwerp |
Lijdend voorwerp |
Jag |
Mig [mej] |
Du |
Dig [dej] |
Han |
Honom [*hånåm] |
Hon |
Henne [*hene] |
Den |
Den |
Det |
Det |
Vi |
Oss [ås] |
Ni |
Er [e:r] |
De |
Dem [dem] bijna altijd
uitgesproken als [dåm] |
Klokkijken
Als u wilt weten hoe laat het is, vraagt u:
Vad är klockan? = Hoe laat is het?
Of als een volledige zin:
Ursäkta mig, vet du vad klockan är? = Pardon, weet u hoe laat het is?
Dan krijgt u (hopelijk) een antwoord zoals bijv.:
|
Den (klockan) är tolv. |
|
Den är fem över ett. |
|
Den är kvart över två. |
|
Den är fem i halv fyra. |
|
Den är halv fem. |
|
Den är fem över halv sex. |
|
Den är tjugo i sju. |
|
Den är kvart i åtta. |
Let op: in het Nederlands is het tien over half..., maar in het Zweeds is
het twintig voor....
Oefeningen
-
Vad är klockan?
1 - 9:30
2 - 1:40
3 - 10:35
4 - 5:15
5 - 12:25
6 - 3:20
-
Vertaal de volgende zinnen in het Zweeds
1 - Hou je niet van mij?
2 - Hou jij ook niet van mij? (ook...niet =inte...heller)
3 - Heb jij onze saaie boeken in jouw grote huis?
4 - Komt hij naar ons de volgende zomer?
5 - Ik zou die leuke tafel voor ons tweeën willen reserveren.
6 - Ik zou hem mijn geld niet willen geven.
Klik
hier voor de antwoorden
Terug
naar het lesmenu,
of Naar boven
, of
Ga naar les 5
Any opinions, comments, corrections are welcome to this address:
Last updated the 27th of March
Copyright Björn Engdahl 2008
|
|